De zomervakantie in, zonder zicht op passende onderwijsplek

De laatste week voor de vakantie. De meeste kinderen weten waar ze na de vakantie weer verder gaan met school. Maar niet allemaal. Lobke Vlaming, directeur Ouders & Onderwijs, schreef daar vorige week op LinkedIn al wat over. Er ontbreekt nog een categorie in dat rijtje: die van hoogbegaafde leerlingen waarbij het voltijds hoogbegaafdenonderwijs stopt of op omvallen staat. Het gaat zeker om zo’n tien scholen.

Het moet ergens november 2021 zijn geweest dat ik out of the blue gebeld werd door Loek Zonnenberg. Op dat moment nog partner bij McKinsey. Zonnenberg had ‘mijn’ Staat van de Thuiszitters gelezen en wilde me ontmoeten. In opdracht van 6 directeuren van voltijds hoogbegaafdenonderwijs ging Zonnenberg onderzoek doen naar de situatie in Nederland voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen in het primair onderwijs. Het rapport – een situatieanalyse van voltijds hb-onderwijs in het primair onderwijs –  kwam medio februari dit jaar uit. De landelijke coördinator van de betreffende scholen, Eline Zeilmaker-Smit, zorgde voor een website waarop de scholen en het rapport te vinden zijn. Wat begon met zes scholen, is inmiddels een groeiende olievlek. De brandbrief van de zes directeuren en de situatieanalyse werden op 17 maart jl. overhandigd aan minister van onderwijs Dennis Wiersma. Aan de situatieanalyse werkten 24 experts mee, vanuit de praktijk en de wetenschap. De brandbrief kan inmiddels op steun van 56 voltijds hb-scholen rekenen. 

Wat begon met zes scholen, is inmiddels een groeiende olievlek

Willem Wind beheert een website met een overzicht van alle hb-scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Er zijn zo’n 110 van die basisscholen in Nederland. Op basis van de normaalcurve van het IQ gaan we ervan uit dat Nederland zo’n 37.000 hoogbegaafde basisschoolleerlingen (met een IQ van 130 of hoger) heeft. Wat passend onderwijs is voor een hoogbegaafde leerling, is bijna per kind verschillend. Vanuit onderzoek (de situatieanalyse van Zonnenberg geeft een goede overview) weten we dat sec regulier onderwijs met ‘extra’s’ zoals een plusklas, peergroep-dagen, aangepaste didactiek door middel van het zgn. verrijken en compacten, voor een aantal hoogbegaafde kinderen goed kan werken. Maar voor een aanzienlijk deel van de kinderen ook niet. Zij zijn gebaat bij voltijds hoogbegaafdenonderwijs. Daarbij wordt écht ander onderwijs gegeven. Filmmaker Jan Stap wijdde er een aflevering aan in zijn documentaire ‘Leren in Leiden’: 

Op 23 maart ging een afvaardiging, waaronder wetenschappelijk onderzoeker Willy de Heer en Loek Zonnenberg, in gesprek met de onderwijscommissie in de Tweede Kamer. De week erop vond het commissiedebat passend onderwijs plaats met ook daarin volop aandacht voor onderwijs aan hoogbegaafden. De minister beloofde op verzoek van een aantal commissieleden voor de zomer te komen met een plan van aanpak. Een ambitieuze uitspraak. Hoe staat het daar nu mee?

Nog geen plan

De minister was ambitieus, maar zo’n plan is natuurlijk niet zomaar opgesteld. Het plan ligt er nog niet. Maar ondertussen lezen we wel verontrustende berichten in de krant. Daar waar in de zomer van 2021 zo’n zes scholen zijn gestopt, lijkt dat zich nu deze zomer weer te herhalen. Zeven scholen stoppen of worden uitgefaseerd en zeker drie scholen staan of ter discussie binnen het samenwerkingsverband of zijn omgevormd tot curatief of een dubbel bijzonder voorziening, zegt Zeilmaker. Vorig jaar zes, dit jaar mogelijk tien dus. Het aantal ‘witte vlekken’ op de kaart, regio’s waar geen voltijds hb-onderwijs is, wordt zo eerder groter dan kleiner. Zonnenberg helpt momenteel een aantal scholen om overeind te blijven. Ieder samenwerkingsverband zou een aanbod moeten hebben van preventief en curatief voltijd hoogbegaafdenonderwijs, zegt Zeilmaker. Zorgelijk is het dus wanneer het aanbod eerder krimpt in plaats van groeit, waardoor er mogelijk (nog meer) kinderen thuis komen te zitten. Ik sprak met meerdere ouders om meer zicht te krijgen op de achtergrond van deze scholen en de potentiële consequenties ervan.

Naomi Prinsen uit Hengelo is moeder van twee hoogbegaafde kinderen. Prinsen stond al eerder in de krant samen met haar man over het ‘uitfaseren’ van het voltijds hb-onderwijs. “Toen onze dochter drie jaar oud was, kregen we zo’n mooie brief van de overheid dat je een school moet gaan uitzoeken voor je kind. Er waren toen al vermoedens dat ze hoogbegaafd zou kunnen zijn. Van de school om de hoek kregen we het advies om te gaan kijken bij een school op een half uur afstand, maar wél passend.” Toen de dochter van Prinsen daar naar school ging, was er een aanbod van voltijds hoogbegaafdenonderwijs vanaf groep drie. In groep twee kreeg de dochter van Prinsen ook extra aanbod boven op de reguliere klas, zoals leren schaken en leren lezen samen met groep drie leerlingen. De voltijds hb-klas ‘verschoof’ van groep drie, naar vier, naar groep vijf. Vanaf groep drie bleef een plusklas van één keer per week voor een paar uur over. De instroom van hoogbegaafde leerlingen verminderde ook jaar na jaar. 

Op de school zit wel de kennis, maar er is geen geld en het lijkt wel alsof ook de wil er niet meer is

Inmiddels is het voltijds hoogbegaafdenonderwijs op de school van de kinderen van Prinsen nog verder teruggebracht en binnen de regio Overijssel is er ook geen alternatief. Prinsen: “Voor volgend jaar wordt het nog aangeboden voor groep zes tot en met acht, maar voor het jaar daarna is alles nog onzeker. Leerlingen die nu in groep vier en lager zitten krijgen weinig extra’s. Op de school zit wel de kennis, maar er is geen geld en het lijkt wel alsof ook de wil er niet meer is. Ons zoontje, nu in groep twee, raakte gefrustreerd. We hebben moeten aandringen op passender onderwijs en ons langs opmerkingen als ‘ik heb nog tig andere kinderen in de klas’ moeten worstelen. Hij wordt nu, mede door het schoolondersteuningsteam, wel beter gezien en in de gaten gehouden, maar in een reguliere klas zal het een grote zorg blijven. Hij mist nu andere hoogbegaafde kinderen in zijn klas, essentieel voor zijn zelfontplooiing en eigenwaarde.” Het animo voor het voltijds hoogbegaafdenonderwijs loopt volgens Prinsen terug omdat het niet meer gepromoot is vanuit het samenwerkingsverband: “Wijs je ouders of scholen er niet meer op, dan lopen de aanmeldingen wel terug. Dan kun je het afschaffen omdat er zogenaamd geen behoefte aan is.” Na een fusie werd ‘inclusief onderwijs’ het credo. In lijn met ambities binnen politiek Den Haag, maar hoe inclusief is het eigenlijk als je kijkt naar de potentiële gevolgen?

Geen geld

Het voorbeeld van Prinsen staat niet op zichzelf. Ook vader Bas Lubbers kan erover meepraten. Zijn tienjarige dochter heeft gelukkig inmiddels wél zicht op een plek na de zomer. Ze begint aan haar vierde school. Lubbers, zelf jarenlang docent geweest en nu werkzaam als adviseur binnen een onderwijsinstelling, vertelt over de schoolloopbaan van zijn dochter tot nu toe. “We zijn begonnen op een school bij ons in de buurt. Groep een en twee gingen nog redelijk, groep drie met hangen en wurgen, maar in groep vier ging het mis. De juf vond haar een ‘lastig’ kind. Ze wilde ook niet meer naar school. Toen wij aangaven dat ze slimmer is en misschien extra uitdaging nodig had, was de reactie ‘dat zien we niet’. We kregen vanuit het buurtteam een cursus opvoeden aangeboden. Die cursus hebben we niet gedaan, want het opvoeden was niet zozeer ons probleem. In plaats daarvan lieten we haar zelf testen. De uitslag verraste ons niks natuurlijk. Hoogbegaafd.” 

Een tijdje op een particuliere school hielp om weer zin in school te krijgen, maar was ook niet duurzaam. De school ging failliet. Lubbers’ dochter maakte de overstap naar een voltijds hoogbegaafden voorziening: een speciale klas waarbij er ook veel aandacht was voor de ontwikkeling van de executieve functies en projectonderwijs werd aangeboden. Dat paste wel.

Unsplash

“Toen we deze overstap maakten, vroegen we uiteraard bij aanvang hoe het financieel zat. Met de vorige school die failliet was gegaan nog in ons achterhoofd. We kregen te horen dat dat geen probleem was.” De praktijk bleek anders. Oktober 2021 kregen de ouders te horen dat de speciale klas ging stoppen: “Er was geen geld meer en het paste niet meer in de visie van het bestuur.” De juf stapte op en er kwamen andere tijdelijke leerkrachten die een andere invulling gaven aan het onderwijs. Niet per se verkeerd, zegt Lubbers, maar voor de leerlingen was het halverwege het schooljaar op meerdere fronten een omschakeling. Ze voelden ook dat dit ging stoppen. Dat doet dan wel iets met de motivatie. “Het bestuur van de stichting zegt voor inclusief onderwijs te zijn, waarbij ze bedoelen iedereen in één klas. Je mag zelf wat moeilijkere werkjes in de klas doen, of op de gang gaan zitten en eraan werken. Het samenwerkingsverband heeft de visie dat er speciaal aanbod moet zijn voor deze doelgroep maar die kunnen ook niet zoveel.” Lubbers zegt dat het ‘onzin’ is dat er geen geld meer is binnen de stichting voor de speciale klas: “Als ik de jaarstukken bekijk, zie ik dat ze ieder jaar veel geld overhouden. Het verbouwen van een kantoorpand dat net aangekocht is kan wel, maar deze klas overeind houden niet?” 

Schattingen, op onderzoek en de praktijk gebaseerd, lopen uiteen van zo’n 30 tot wel 75 procent voor wie het niet werkt op de reguliere school

Zeilmaker zegt dat ze vaker ziet dat reguliere scholen denken het ‘zelf’ te kunnen. Voor een deel van de hoogbegaafde leerlingen werkt dat ook prima, maar voor een aanzienlijk deel werkt het niet. Harde cijfers zijn er niet. Schattingen, op onderzoek en de praktijk gebaseerd, lopen uiteen van zo’n 30 tot wel 75 procent voor wie het niet werkt op de reguliere school. Ook voor deze kinderen moet een plek zijn in ieder samenwerkingsverband. Binnen het reguliere onderwijs ontbreekt het vaak aan peers en ook aan kennis en expertise bij de leerkracht die voor de klas staat. “Je weet niet wat je niet weet”, zegt Zeilmaker. Op voltijd hb-scholen is kennis en ervaring geclusterd en zijn peers aanwezig. “Je ziet veel kinderen opbloeien zodra ze daar naartoe gaan.” 

Uitsluiten door inclusief onderwijs

Voor het boek waar ik nog druk schrijvende aan ben, interviewde ik en sprak ik aanvullend met vele ouders, kinderen en jongeren. Inmiddels ken ik honderden verhalen. Mijn boek gaat in brede zin over het onderwijs (van primair onderwijs tot hoger beroepsonderwijs), maar tijdens de research voor het boek merkte ik al snel dat ik niet om hoogbegaafdheid heen kon. Er bleken nogal wat hoogbegaafde kinderen thuis te zitten. De ambitie van inclusief onderwijs is mooi, maar in de praktijk valt het niet altijd mee. Dat heeft meerdere oorzaken. Voor dit artikel voert dat nu te ver om daar dieper op in te gaan, maar wel sta ik even stil bij de impact voor hoogbegaafde leerlingen. 

Op de pabo is expertise over hoogbegaafdheid geen gemeengoed

Er zit een grens aan wat je kunt verwachten binnen het huidige onderwijssysteem met alle uitdagingen die er zijn, van lerarentekort tot en met het idee als leerkracht zo’n beetje expert in alles te moeten zijn. Op de pabo is expertise over hoogbegaafdheid geen gemeengoed. De gemiddelde leerkracht weet er weinig van en herkent het dus ook niet. Om hoogbegaafde leerlingen recht te doen, heb je op zijn minst kennis nodig binnen de school: ook om te weten hoe je deze kinderen kunt ondersteunen. Daar is de afgelopen jaren wel in geïnvesteerd. Bijvoorbeeld door de inzet van de subsidie, waar in 2019 voor vier jaar, dus tot en met dit jaar, aanspraak op kon worden gemaakt. 56 miljoen was er beschikbaar. 

Momenteel loopt er een monitoronderzoek naar hoe de subsidie is besteed en naar de effecten van de gekozen interventies. Voor dat onderzoek is totaal bijna 3 miljoen beschikbaar: 2,5e ton voor monitoring en 2,7 miljoen voor effectstudies. Voor sommige ouders kan het een doorn in het oog zijn dat er zoveel geld naar onderzoek gaat, terwijl we toch al best veel weten over wat wel en niet werkt en er ondertussen scholen omvallen vanwege financiële problemen. Voltijds hoogbegaafdenonderwijs is over het algemeen wel kostbaarder dan regulier onderwijs, omdat er kleinere klassen zijn en ook meer expertise nodig is zoals specialistische leerkrachten, extra ondersteuning en het kunnen bieden van psycho-educatie of aangepaste leermiddelen. Overigens blijkt uit het onderzoek van Zonnenberg dat te lang ‘doormodderen’ op een reguliere school als het eigenlijk niet gaat, een veel grotere financiële impact (op de maatschappij) kan hebben wanneer doormodderen ertoe leidt dat kinderen uitvallen en thuis komen te zitten.

Voor sommige ouders kan het een doorn in het oog zijn dat er zoveel geld naar onderzoek gaat, terwijl we toch al best veel weten over wat wel en niet werkt en er ondertussen scholen omvallen vanwege financiële problemen

Nu het einde van de looptijd van de subsidie in zicht is, gaan samenwerkingsverbanden of besturen van onderwijsstichtingen andere keuzes maken. Begrijpelijk wellicht, maar zonder impact is het niet. Vanuit het onderzoek Zonnenberg, waarbij hij onder andere een survey heeft ingezet onder ouders/verzorgers van meer dan 350 leerlingen, weten we dat welzijnsproblemen die kinderen ervoeren op hun school van herkomst voor 96 procent van de kinderen minder werden: Hun welbevinden verbeterde (sterk) nadat deze kinderen naar het voltijds hoogbegaafdenonderwijs waren overgestapt (Zonnenberg, 2022, p. 27). “Uit mijn onderzoek bleek ook dat de behoefte aan zorgondersteuning met zo’n 45 procent afnam na de overgang naar voltijds hoogbegaafdenonderwijs”, zegt Zonnenberg. Terug moeten keren naar regulier onderwijs, kan betekenen dat de ‘oude’ problemen óók terugkeren.

Prinsen spreekt van een ‘verdienmodel’ rondom het hoogbegaafde kind: “Er zijn heel wat bedrijven, hb-coaches, trainingsbureaus en opleiders, die geld verdienen aan hoogbegaafdheid. Ik zie vaak dat zij makkelijk mee gaan in het ‘straatje van het samenwerkingsverband’ door te zeggen dat inclusief onderwijs mogelijk is om vervolgens leerkrachten op te leiden tot specialisten. En wanneer kinderen dan uitvallen, wordt dáár ook weer veel geld aan verdiend. Eigenlijk zou je moeten zeggen dat veel van deze organisaties zichzelf overbodig moeten maken. Wanneer er goed onderwijs is, is veel daarvan ook helemaal niet nodig.” 

Inclusief onderwijs is een containerbegrip. Er zit een verschil tussen een inclusief onderwijssysteem waarin voor ieder kind een plek is dat recht doet aan het kind en inclusief onderwijs in één en dezelfde klas. Veel van de hb-scholen zijn geen aparte scholen, maar zijn hb-afdelingen binnen een reguliere school: kinderen krijgen in die klas voltijd hb-onderwijs maar ze doen bepaalde sociale activiteiten (zoals samen gymmen of spelen op het schoolplein) wel met kinderen uit andere klassen. Ook zijn er inclusieve scholen waar kinderen bijvoorbeeld ’s morgens bij elkaar in de klas zitten en ’s middags op niveau: scholen die in feite parttime hb-onderwijs bieden. Zonnenberg gaf in het gesprek met de commissieleden op 23 maart op de vraag of voltijds hb-onderwijs wel inclusief is, een antwoord in de trant van: “Het is een betere vraag hoe we het voor deze kinderen zo inclusief mogelijk maken zonder dat ze exclusief thuis komen te zitten. Dat kan bijvoorbeeld door voltijds hb-onderwijs op reguliere scholen te organiseren in parallelle klassen.”

Er zit een verschil tussen een inclusief onderwijssysteem waarin voor ieder kind een plek is dat recht doet aan het kind en inclusief onderwijs in één en dezelfde klas

Ook het samenwerkingsverband waar de school van de dochter van Lubbers onder valt, maakt gebruik van de subsidie. “Het samenwerkingsverband krijgt jaarlijks een ton aan subsidie, waarvan tachtig procent naar een ingehuurde projectleider gaat die vooral bijeenkomsten houdt voor docenten, maar het neerzetten van onderwijsplekken voor deze doelgroep gebeurt niet.” Uit het eerste monitoronderzoek van Oberon blijkt dat in 84 procent van de subsidieplannen ‘passender en dekkend aanbod realiseren’ als doelstelling is opgenomen en in 64 procent ‘expertisevergroting op de school’ (zie pagina 14 van de eerste tussenrapportage). Omdat cofinanciering vereist is, vraagt het neerzetten van duurzame oplossingen om steun binnen het samenwerkingsverbanden en betrokken besturen. In de praktijk wil een bestuurderswissel nog weleens inhouden dat er een andere wind gaat waaien, waardoor er op eerder gemaakte keuzes wordt teruggekomen. 

Passend en dekkend onderwijs is een rekbaar begrip. Er zijn samenwerkingsverbanden waarvan de Inspectie vaststelt dat er dekkend aanbod is, en ouders een ander perspectief hebben. Vanuit onderzoek weten we ook dat er een verschil is tussen wat ouders passend vinden en wat samenwerkingsverbanden (en leerplichtambtenaren) passend vinden. Nu zou je kunnen denken dat al die ouders onredelijke verwachtingen en eisen hebben, maar bij de ouders die ik zelf gesproken heb, is dat niet het geval. Ze begrijpen dat er grenzen zijn. En in situaties waarin kinderen dermate schoolschade hebben opgelopen en bijvoorbeeld al een langere periode thuiszitten, is het niet zo verwonderlijk dat ouders terughoudend zijn. Daarom is het samen optrekken met ouders zo wezenlijk. Deze grondhouding is er niet altijd (zie bijvoorbeeld de Staat van de thuiszitters). Ook Oberon, verantwoordelijk voor de monitoringsonderzoeken, neemt in haar onderzoek ouders niet mee. De opzet van het onderzoek is zo dat er vragenlijsten worden gestuurd naar zowel scholen als samenwerkingsverbanden.

Als ouder heb je gewoon geen idee wat je rechten en mogelijkheden zijn

Het principe ‘de slager keurt zijn eigen vlees’, zegt Zeilmaker terecht. Medezeggenschap (met oudergeleding) is wettelijk wel geregeld voor scholen en samenwerkingsverbanden dienen een ondersteuningsplanraad (OPR) in te richten waarbij ouders eens per vier jaar, wanneer het nieuwe ondersteuningsplan wordt vastgesteld, worden betrokken. Prinsen zegt hierover: “Als ouder heb je eigenlijk geen weet van de structuur en organisatie, en ook niet van de financiering van het onderwijs. De meeste ouders op onze school hadden bijvoorbeeld geen weet van het bestaan van een samenwerkingsverband. Schoolgidsen vertellen het ‘mooie’ verhaal, en daar staat eigenlijk weinig in. Als ouder heb je gewoon geen idee wat je rechten en mogelijkheden zijn.” 

De tirannie van de meerderheid

Ik sprak ook met ouders die anoniem wilden blijven. De reden? ‘We moeten nog door met deze school en als dit gelezen wordt, of ze herkennen ons verhaal erin, dan gaat dat ons kind niet helpen.’ Prinsen sprak ook van ‘hb-schaamte’. Ouders die zich schamen, bijvoorbeeld naar andere ouders toe, dat zij vechten voor hun kind en het krijgen van goed en passend onderwijs: “Ze zeggen dan: alle kinderen hebben daar toch recht op?” Of ouders hebben het gevoel dat school denkt: ‘Daar heb je hen weer’. Omdat het geboden onderwijs voor merendeel van de kinderen (ogenschijnlijk) goed werkt, wordt niet altijd goed begrepen waarom het nu voor hoogbegaafde kinderen anders zou moeten. Enige parallel met de tirannie van de meerderheid is wel te trekken. Zo’n tweeënhalf procent van de kinderen is hoogbegaafd. “Het belang van passend onderwijs voor het hoogbegaafde kind is groot, maar voor een school of samenwerkingsverband juist klein”, aldus Prinsen. 

Scholen zitten soms met de handen in het haar wat te doen met een hoogbegaafd kind. Een hoogbegaafd kind kan je als leerkracht uit je comfort zone brengen. Daarop volgt niet altijd een adequate response. Zo kennen de zorgverleners en begeleiders van plekken voor hoogbegaafde drop-outs heel wat voorbeelden van kinderen die dagenlang bij de directeur op de kamer werden gezet om daar vermaakt te worden ‘omdat de juf van die dag er geen raad mee weet’, hele dagen alleen op de gang aan ‘extra’ werkjes werken tot zelfs het opsluiten in de bezemkast omdat een hoogbegaafd kind uit frustratie agressief wordt. Een hoogbegaafd kind met grote leerhonger dat niet wordt uitgedaagd, niet krijgt wat het nodig is en niet wordt begrepen in die behoefte, kan makkelijk vervallen in externaliserend gedrag. Het ‘voordeel’ daarvan is wel dat door dit type gedrag hoogbegaafdheid eerder gesignaleerd kan worden zodat er ook wat mee gedaan kan worden. Internaliserend gedrag is sluipender, vooral als dit gepaard gaat met een groot vermogen om aan te passen aan de omgeving. Zeker hoogbegaafde meisjes kunnen het hierdoor vaak lang ‘volhouden’ in het onderwijssysteem, om vervolgens alsnog uit te vallen in het middelbaar- of hoger onderwijs. Jonge twintigers, ook de mannelijke, met angstproblematiek, depressies of eetstoornissen belanden in de ggz, waarbij ze – wanneer ze toevallig een psychiater met kennis van hoogbegaafdheid treffen – erachter komen dat hun problemen hun oorsprong kennen in te lang aangepast gedrag op de basisschool. Zeker wanneer deze jongeren niet zijn uitgevallen tijdens hun schoolperiode en ook prima cijfers hebben behaald, dan is daar gezien door de bril van het onderwijs niks mee ‘aan de hand’. Ook al krijgen ze de ‘rekening’ jaren later alsnog gepresenteerd. “Op de korte termijn lijkt het goed te gaan. En dat komt goed uit: door geen geld beschikbaar te stellen voor een voltijds hoogbegaafdenvoorziening, houden besturen en stichtingen het geld zelf wat ze voor eigen doelen in kunnen zetten die de ‘meerderheid’ ten goede komt”, aldus Zeilmaker.

Het gebrek aan passend onderwijs binnen het funderend onderwijs kan op langere termijn onwenselijke gevolgen hebben

Esther Roelfsema, (kinder- en jeugd)psychiater, is medeoprichtster van het Landelijk Kennisnetwerk Psychiatrie en Hoogbegaafdheid, waarmee zij beoogt de kennis binnen de ggz over hoogbegaafdheid te versterken om misdiagnoses te voorkomen en beter passende zorg en begeleiding te verlenen. “In mijn psychiatriepraktijk zie ik hoogbegaafde patiënten van alle leeftijden. Zeker ook bij adolescenten en jongvolwassenen valt op dat hun psychiatrische klachten vaak sterk te maken hebben met het zich chronisch anders voelen dan hun leeftijdsgenoten, zowel in hun leerbehoeften als in hun manier van zijn, en zich daarin niet begrepen hebben gevoeld.” Voor hoogbegaafden geldt vaak dat een hoog IQ samengaat met ‘anders zijn of zich anders voelen’. Roelfsema: “In combinatie met een grote sensitiviteit en intensiteit in emoties liggen psychiatrische problemen dan op de loer. Zowel bij meiden als bij jongens kunnen onder andere depressieve en angstklachten ontstaan, soms alleen zichtbaar door ‘lastig’ gedrag. De één vindt desondanks aardig goed zijn weg in de schoolperiode, bij de ander leidt de combinatie van andere behoeften en psychische klanten zelfs tot schooluitval op de basis- of middelbare school. Of het wreekt zich pas tijdens het hoger onderwijs, of zelfs nog later, wanneer de coping mechanismen niet meer genoeg blijken te werken. Dit geldt des te meer wanneer er ook sprake is van ontwikkelingsproblemen zoals AD(H)D of een autismespectrumstoornis of een leerstoornis.” Kortom: het gebrek aan passend onderwijs binnen het funderend onderwijs kan op langere termijn onwenselijke gevolgen hebben. Dit wordt onderschat. Binnen het onderwijs wordt dan al gauw gedacht dat het ‘allemaal wel goed gaat’, omdat er op dat moment nog geen duidelijke signalen zijn. Maar er wordt wel – soms dus vele jaren later – een prijs betaald voor niet-passend onderwijs en het ontbreken van peers in de reguliere schoolomgeving. 

Unsplash

Wanneer ouders te horen krijgen dat een voltijds hoogbegaafden voorziening gaat stoppen of met voortbestaan wordt bedreigd, kan dat rauw op hun dak vallen. Soms is er sprake van een ‘sterfhuis’ constructie, waardoor ‘gekke’ situaties ontstaan zoals een kind dat naar groep drie zou moeten gaan, toegevoegd wordt aan een groep zes, maar ook ‘acuut’ sluiten komt voor. Elise Lankester vertelt: “We moesten ineens ’s avonds met alle ouders komen. Nadat de nieuwe directeur al in haar eerste week een van de hb-juffen ontsloeg, hadden we wel door dat er een opdracht lag om te saneren.” 

Lankester heeft drie hoogbegaafde kinderen op drie verschillende scholen met nog ‘drie scholen ernaast’. “Mijn middelste zoon is uitzonderlijk hoogbegaafd en zit op een reguliere school. Op dinsdag en vrijdag gaat hij naar particuliere buitenschoolse educatie voor hoogbegaafden. Vrijdags gaat hij dan ’s middags ook nog naar zijn eigen school. Ik rij wel naar zes scholen in de week. Erbij werken kan niet, maar ik heb het er wel voor over. Je wil als ouder dat je kinderen datgene krijgen wat ze nodig hebben.” Ze zijn alle drie heel verschillend, vertelt Lankester: de één wordt boos als het niet gaat, de ander wordt ziek en de derde past zich aan. De jongste, een dochter, maakte eerder dit jaar de overstap van de school die gaat stoppen naar de enige andere school in de regio met voltijds hoogbegaafdenonderwijs. Dit is nu haar derde school, na eerder ook al drie peuterspeelzalen te hebben gehad. Haar oudste zoon maakt groep acht op de stoppende school af. “Hij is een van de weinige hoogbegaafde kinderen die er nog zit en draait mee in de reguliere klas. Wij wilden dat onze zoon hier rustig groep acht kon afmaken..” Hij gaat met zijn elf jaar oud naar de middelbare school, wel spannend want liever hadden ze gekozen voor de groep 9, maar ook die stopt.

Voor sommige kinderen biedt een reguliere school genoeg, maar gaat het niet zonder struggles

Lankester zegt dat de meeste ouders ook wel inclusief onderwijs willen, ‘maar dat is een utopie’. In elk geval nu nog. “Voor sommige hoogbegaafde kinderen biedt een reguliere school genoeg, maar gaat het niet zonder struggles. Dat zie ik ook bij mijn middelste zoon. Afgelopen jaar is hij veel ziek thuis geweest. Op zondagochtend begon de buikpijn al voor maandag. En als hij veel toetsen had, was hij in de stress. Slimme kinderen weten vaak dat ze slim zijn en zetten zichzelf onder de druk: het moet dan ook perfect gaan. Ik ben blij dat ook hij na de zomer kan beginnen op de school van mijn dochter met voltijds hb-klassen. Met een aantal ouders hebben we wel een brief gestuurd naar de minister en door het samenwerkingsverband is ons nu toegezegd dat deze school voor drie jaar geld krijgt voor het voltijds hoogbegaafdenonderwijs.” Hoe groot de negatieve impact kan zijn voor hoogbegaafde leerlingen, en ook hun gezinnen, wanneer er geen of onvoldoende passend onderwijs is, wordt soms ook nog onderschat. Kinderen kunnen behoorlijk getraumatiseerd raken in hun schoolloopbaan. Naast het leed dat dit met zich meebrengt, lopen ook de kosten op. Veel van de leerlingen die vastlopen, ook wanneer ze niet helemaal uitvallen, krijgen hulp van therapeuten, remedial teachers, coaches, etc. 

Bestaansrecht verankeren

Toen ik van Zeilmaker te horen kreeg, hoeveel scholen er ook weer deze zomer gaan stoppen, ‘uit gaan faseren’ of waarbij het voorbestaan ter discussie staat, voelde dat wel even alsof we weer terug in de tijd gaan. Juist het afgelopen jaar zijn de erkenning van hoogbegaafdheid, de mismatch met onderwijs als oorzaak van schooluitval en het tekort aan passend onderwijs voor deze kinderen alleen maar toegenomen. De aandacht ervoor in de onderwijscommissie, de ambitie van de nieuwe minister van funderend onderwijs: het waren duidelijke tekenen dat er vooruitgang geboekt werd. Maar de berichten in de media, de berichten van omvallende of uitfaserende hb-scholen en alle individuele verhalen die ik zelf hoor van ouders uit het hele land die me weten te vinden: ze geven een andere indruk.

Nu heb ik meer dan twintig jaar ervaring met veranderingsprocessen en twee essentiële lessen heb ik wel geleerd: Je hebt geduld nodig én verandering kent een dynamiek van twee stappen vooruit en één stap terug. Wat het plan van aanpak van Wiersma in elk geval zou moeten bevatten is de expliciete erkenning van het bestaansrecht van voltijds hoogbegaafdenonderwijs: zowel preventief, als curatief en voor de dubbel bijzondere kinderen. Zeilmaker ziet dat op de hb-scholen veel praktijkkennis en ervaring zit, waardoor deze scholen met voldoende financiële ondersteuning uiteindelijk goedkoper en beter passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen kunnen bieden omdat expertise gebundeld is: een totaalconcept waarin vaak ook zorg en onderwijs samenkomt. Deze expertise kan ook ingezet worden op reguliere scholen waar hoogbegaafde kinderen zitten. Zulke lokale expertisecentra, die met de poten in de klei staan, bieden reguliere scholen een aanvulling op sec kennis op afstand. Ik doel daarmee op het kenniscentrum dat OCW gaat inrichten. Er is niks mis met landelijk informatie beschikbaar stellen, maar om kennis goed toepasbaar te maken heb je daarnaast ook gewoon mensen dichtbij nodig die kunnen helpen. 

Wanneer je de hoogbegaafde scholen landelijk in één samenwerkingsverband bundelt, hetgeen Zonnenberg en Zeilmaker voorstellen, zou vanuit daar ook geïnvesteerd kunnen worden in het ontwikkelen van passend curriculum voor deze doelgroep, die ook weer haar eigen diversiteit kent. In het gesprek van 23 maart trok Zonnenberg ook de parallel met de zorg: het verschil tussen reguliere ziekenhuizen en academische ziekenhuizen. Binnen academische ziekenhuizen is expertise gebundeld en worden bepaalde ingrepen op frequentere schaal uitgevoerd dan binnen een regulier ziekenhuis.

Er is niks mis met landelijk informatie beschikbaar stellen, maar om kennis goed toepasbaar te maken heb je daarnaast ook gewoon mensen dichtbij nodig die kunnen helpen

Tot slot. Laten we ook open staan voor de hypothese dat de behoefte aan dit type onderwijs misschien wel veel groter is dan we tot nu toe weten en denken. Zo haalt James T. Webb, een internationaal erkende expert en auteur, met zijn coauteurs, in een recent boek aan dat er vanuit onderzoek aanwijzingen zijn dat de normaalcurve in geval van het IQ aan de rechterzijde niet zo ‘gelijkmatig’ verloopt als de curve veronderstelt en spreekt van een ‘bult’ rond een IQ van 160 (Webb et al, 2020, p. 4). Net zoals er geen vijfduizend maar vijftienduizend thuiszitters zijn. Er zijn veel meer hoogbegaafde leerlingen die baat zouden hebben bij voltijds hoogbegaafdenonderwijs dan er nu plekken zijn. Zonnenberg geeft ook aan dat er aanzienlijke wachttijden zijn bij een aantal voltijds hb-scholen. Er is dus eerder een uitbreiding nodig (slechts 25% van de samenwerkingsverbanden biedt voltijds hb-onderwijs blijkt uit eerste Image studie) of zelfs een eigen subsysteem. Zoals Zonnenberg en ook Zeilmaker voorstaan: één landelijk samenwerkingsverband met rechtstreeks geoormerkt geld waarbij potentieel voor 37.000 leerlingen gespecialiseerd onderwijs mogelijk kan worden gemaakt. Zouden we dat eens serieus kunnen onderzoeken in het nieuwe schooljaar? Dan zouden misschien wel heel wat meer kinderen en ouders volgend jaar wél met een gerust hart de zomervakantie in kunnen gaan. In de wetenschap dat ze er mogen zijn en dat er ook voor hen een passende onderwijsplek is.

Unsplash

Dit artikel had niet tot stand kunnen komen zonder de inbreng van Eline Zeilmaker-Smit, Loek Zonnenberg, Naomi Prinsen, Bas Lubbers, Elise Lankester en Esther Roelfsema. Dank aan allen die hun medewerking hieraan hebben verleend!

©2022 drs. Kim Castenmiller